Lijdzaam doorloop ik het jaarlijkse ritueel, slenterend door de steeds stiller wordende Amsterdamse binnenstad. De uitgespannen verlichting straalt me van bovenaf hoopvol tegemoet, maar mijn gevoel van melancholie weet ze niet te verjagen. Elk jaar word ik hier opnieuw geboren. Ik zoek iets wat ik niet vinden kan, hoop zo de geest van het verleden van me af te kunnen schudden. Daar slaag ik elke keer weer in, maar toch blijft mijn speurtocht door de duisternis altijd vruchteloos.
In het voorbijgaan van een café werp ik een blik door het venster. Ik zie hoe tientallen zich onderdompelen in de warmte die het pand hen biedt. De aanblik van alcohol lokt me naar binnen; bij de ingang houd ik de deur open voor een oudere man met dezelfde gedachte. Als ik hem vanuit het krappe halletje voorbij het gordijn tracht te volgen, blijkt er echter geen plek meer, en ik vlucht vlug terug de kou in. Ik vervolg mijn weg nog enkele straten, om ten slotte plaats te nemen op een bankje langs een beijzelde gracht. Daar sla ik mijn boek open, en lees.
“Nummer vijftien blijkt een winkel te zijn waar niets anders te koop is dan vogelkooien, want wat ik ook zoek, er is geen ander artikel in voorraad. Ik moet erkennen nooit geweten te hebben, dat in onze hele stad zulk een winkel bestond, maar al ons gapen kan niets veranderen aan die ongehoorde werkelijkheid.”
Een luide stem spreekt mijn naam uit en roept me terug naar de werkelijkheid. Ik zie een groep gestalten naderen, opdoemend uit de wintermist als mijn vrienden John, Fay en Chris, elk innig gearmd. “Dus hier zit je! We vroegen ons al af waar je uithing…” groet John me. “Ga je mee naar het feest van Leo?” Opnieuw lonkt de drank… Maar kan ik mijn jaarlijkse zoektocht daar zomaar voor opgeven? De vertwijfeling blijkt eenvoudig te lezen, want Fay zegt vriendelijk: “Kom, het zal je goed doen.” Wijze woorden. Tegenover de vragende blik van twaalf ogen besluit ik het erop te wagen. Ik stop mijn boek weg en volg met reserve.
Als we arriveren, is het feest op de tweede verdieping van een herenhuis al in volle gang. Binnen blijkt het gevoel van warmte en gezelligheid overweldigend, verstikkend bijna. Wat doe ik hier? Ik wring me door de euforisch lachende menigte en ontsnap naar het smalle balkon, waar ik voor even mijn ogen sluit, de koude winterlucht diep inadem. Als ik mijn ogen open, besef ik dat ik niet meer alleen ben. Een klein, engelachtig meisje glimlacht en ze reikt me bewegingloos een glas aan. “Slokje? Dit spul kan je ontdooien!” Bij gebrek aan een gevat antwoord neem ik een iets te ferme teug en bekoop die met een hoestbui. “Zie je, het helpt meteen.” Ik voel hoe mijn mondhoeken zich omkrullen.
Bij het zachtjes op mijn borst slaan bemerk ik de verdikking in mijn jas. Mijn binnenzak herbergt een klein doosje met lucifers. “Dit ook,” zeg ik, en zet een stap dichterbij. Ik strijk een lucifer af, houd hem tussen ons en zie hoe het vuur zich weerkaatst in haar lichtblauwe ogen. Als de lucifer is opgebrand, pak ik de volgende en geef deze aan haar. Zonder iets te vragen haalt ze hem langs het doosje in mijn hand en houdt de vlam omhoog. In stilte warmen we ons, aan de lucifers uit het doosje, aan het licht in onze ogen.
Dan zie ik hoe hoog boven de huizen een meteoriet zich door de dampkring baant. “Kijk, een vallende ster!” Heel even zwijgt ze. Dan zegt ze: “Nu sterft er iemand…” Maar ik weet wel beter. Dit jaar hoef ik niet opnieuw geboren te worden.
Hoi Johan, wat een mooi verhaal, tof dat je het alsnog gedeeld hebt, na al die jaren. 🙂 Ik wens je het allerbeste voor 2018: liefde, succes, geluk, gezondheid en alles waar je van droomt. Hartelijke groeten van Martine
Dankjewel, Martine! Jij ook een heel mooi 2018 gewenst – en bedankt voor je bestelling natuurlijk! 🙂
Mooi Johan, graag meer! Fijne feestdagen!