Toen ik op 3 oktober 1981 werd geboren in Amsterdam Noord, had ik niet kunnen vermoeden dat ik 40 jaar later een bijna nomadisch bestaan achter de rug zou hebben. Zo’n 20 binnenlandse verhuizingen brachten me sindsdien naar Arnhem, Nijmegen, Utrecht, Hilversum en twee keer hetzelfde plein in Schiedam.
De scheiding van mijn ouders, toen ik 5 was, heeft dat aantal zeker opgestuwd. Dat ik geen heel fijne jeugd heb gehad is waarschijnlijk een understatement, gezien de alcoholistische stiefvader die daarna alles overschaduwde. Door zijn toedoen raakten in mijn tienerjaren mijn eigenwaarde en zelfvertrouwen onherkenbaar verminkt. Toch verloor ik nooit mijn optimisme en vertrouwen in de dag van morgen: misschien omdat ik me kon verliezen in mijn verwondering over de wereld om me heen. En in het eeuwige raadsel van verliefdheid en verlangen.
Schrijven was iets vanzelfsprekends waar ik zo nu en dan mijn vrije tijd mee vulde. Dagboeken, korte verhaaltjes, een eigen script voor tv-serie The X-Files. Pas toen mijn broer een scenario bij zijn tekentalent zocht, zag ik hoezeer die rol me paste. Ik ontdekte dat ik niet alleen eigen werelden kon scheppen, grappig of dramatisch, maar dat ik die ook mocht delen – en dat ze anderen konden raken.
Na een trits aan mislukte studies gooide ik op mijn 24e het roer om: voortaan zou ik met stripscenario’s mijn brood verdienen. Beschroomd maar gemotiveerd ging ik nieuwe samenwerkingen met tekenaars aan. Ik werd hoofdredacteur en uitgever van De Lijn, stripblad voor jong talent met het accent op narratieve strips. Daarmee en passant een podium creërend voor mijn eigen verhalen.
Maar het leven bleek weerbarstig. Eind 2006 werd bij mijn moeder kanker geconstateerd, en na een ziekbed van 8 maanden overleed ze op 52-jarige leeftijd. Toen ik mezelf jaren later weer herpakte, wist ik als scenarioschrijver een nieuwe schare aan opdrachtgevers te verzamelen. Maar tot een stevige basis kwam het nooit – en met het slinken van mijn inkomsten slonk ook de mogelijkheid om nog aan eigen projecten te werken.
Gelukkig diende zich in 2015 de baan aan die mij op het lijf was geschreven: redacteur van de Donald Duck Pockets. Die vervulde alsnog mijn wens om met stripverhalen in een inkomen te voorzien. Het bleek bovendien een zegen voor mijn zelfvertrouwen: bijna elke week stuurde ik een nieuwe pocket naar de drukker, ik wist de boeken naar een hoger niveau te tillen en mocht diverse nieuwe reeksen lanceren.
In de spaarzame tussentijd zette ik met deze website mijn eerste stappen om meer van mezelf te laten zien, om het vertrouwd geraakte masker elke dag een stukje verder te laten zakken. Het zijn tenslotte geen tijden om nog langer aan de zijlijn te blijven staan. Misschien ben ik daarvoor ook teveel een zoon van mijn in 2016 plots overleden vader.
Na 180 pockets liet ik uiteindelijk ook Duckstad achter me: het verlangen om weer zelf verhalen te vertellen werd te groot. Maar dat kan ik nu doen met een hernieuwd geloof in mijn kunnen en een gullere blik op mijn mogelijkheden als schrijver: in strips, proza, film, televisie, redactie en verder.