Een jaar geleden stond ik met mijn schrijfsels op de MUS, de nieuwe stripmarkt in de Utrechtse bibliotheek. Toen mijn ex-vriendin daar langskwam (verlaat biebboek onder de arm), viel haar één ding aan me op. Ze zag dat ik daar in mijn element was. En dat terwijl ik net was ontslagen…
Als ik droom, zijn er twee plekken waar ik regelmatig rondwandel: festivals én stripbeurzen. Want daar bevind ik me tussen gelijkgestemden, die oog hebben voor mooie dingen en net als ik hopen op geïnteresseerd publiek voor wat hun verbeelding heeft voortgebracht. Vrij mogen vertellen over wat je hebt gemaakt, hoe dat is ontstaan en dan een vonk zien overspringen… Ik kan me weinig mooiers voorstellen.
Voorbeeld? Voorbeeld: op de MUS was er een jongen die een kwartier nadat ik hem sprak weer aan mijn kraam stond. Maar nu stond zijn moeder naast hem. Ze verzuchtte dat haar zoon koste wat kost hierheen terugwilde: zodat ook zij de strip zonder tekenaar kon zien.
Niet dat mijn eerste bezoek aan een stripbeurs nou zo’n succes was. Ik was net twaalf – en ineens werd de wereld achter de strips die ik al jaren verslond tastbaar. Na afloop haalden mijn ouders en broertje me op – en barstte ik in de auto ineens in snikken uit. Goed, ook omdat ik daar pas ontdekte dat er nóg een zaal was geweest… maar toch vooral omdat ik totaal overdonderd was.
Er was een grote vriendelijke wereld voor me opengegaan, die ik daarna met voorzichtige tred verder verkende. Maar een jaar later durfde ik al om tekeningen in boeken te vragen. En niet lang daarna hing ik dagelijks bij mijn favoriete tekenaars aan de telefoon – of stond op de meest onpraktische momenten voor hun deur. (Maar daarover een andere keer meer.)
Zo zette ik langzaam stappen naar achter de kraam. Eerst om de eerste strips van David en mij aan tekenaars te laten zien, daarna om met David onze strips aan de man te brengen. En uiteindelijk met De Lijn, mijn stripblad voor verhalende strips van jong talent.
Toen het eerste nummer van De Lijn op de Stripdagen in Haarlem werd gepresenteerd, viel voor mij alles op zijn plek. Hier kwam ik volledig tot mijn recht: concepten, schrijven, redactie, organiseren, mensen samenbrengen om mooie dingen te maken. En kennelijk straalde ik dat ook toen al uit: het is vast geen toeval dat ik mijn andere ex-vriendin op die Stripdagen ontmoette. (Dat zij strips maakt kan daar ook iets mee te maken hebben.)
Maar in de afgelopen twaalf jaar raakte dat gevoel steeds verder uit zicht. Het leven ging me meer en meer in de weg zitten: voor mooie plannen maken was geen ruimte meer. Laat staan om die nog tot bloei te laten komen en met de wereld te delen. (Festivals moesten er ook aan geloven.)
In maart van dit jaar zou ik weer met een kraam aanwezig zijn op de Nieuwe Garde Stripmarkt in Zwolle. Maar overvallen door de deadline voor mijn nieuwe boekje (sinds mijn burnout-klachten ben ik de grip op tijd kwijt) moest ik met een zucht die kraam weer afzeggen. Dat lot wist ik gelukkig snel te omarmen: als bezoeker naar een beurs gaan heeft ook zo zijn voordelen. Enthousiast begon ik lijstjes te maken wie ik daar graag zou spreken over projecten en plannen.
Maar blijkbaar was de druk daarmee nog steeds te groot: die nacht sliep ik amper vier uur. Toch besloot ik ‘s morgens door te zetten. Maar toen de trein eenmaal station Amersfoort bereikte, stapte ik daar uit. Dit was een slecht idee dat alleen maar tot teleurstellingen kon leiden… Ik moest de beurs aan me voorbij laten gaan.
Morgen strijkt de MUS opnieuw neer in de bibliotheek in Utrecht. Ook daar zal ik deze keer niet achter een kraam zitten. Maar misschien moet ik de lat ook niet te hoog leggen: misschien is het al genoeg dat ik er morgen ben. Omdat ik nu weet waar zo’n eerste stap me uiteindelijk weer kan brengen.